SCHIET- EN WEDSTRIJDREGLEMENT .30 M1 DISCIPLINE
ALGEMEEN
0.1 Voorop
staat bij de s.v. .30 M1 Nederland, naast het sportieve element, tevens de
liefde voor een historisch wapen. Een combinatie van beide onderdelen heeft
uiteindelijk geleid tot de oprichting van deze vereniging alsook het organiseren
van wedstrijden en zelfs Nederlandse kampioenschappen voor de M1- karabijn.
Een mengeling van beide, wedstrijdelement en historisch element, betekent
uiteraard dat bij de te houden wedstrijden, voor beide, ook enige regels
nageleefd dienen te worden. Onderstaand schiet- en wedstrijdreglement komt
hieraan tegemoet.
Even belangrijk hierbij is tevens de originele en ‘kale’ staat waarin het wapen
dient te verkeren, waarbij op geen enkele manier enige wijzigingen mogen zijn
aangebracht of deze nu een resultaat verbeterend effect hebben of niet! Er mag
slechts gebruik gemaakt worden van het zgn. G.I.-model (periode 1942-1945).
Commerciële en gemoderniseerde M1-versies zijn niet toegestaan.
Bovenstaande betreft ook eventuele hulpmiddelen. Deze dienen oftewel origineel
te zijn of achterwege gelaten te worden (zie ook art. 5 en 17). Originele
replica's van de kolf en klapkolf, met de daarbij behorende metalen
handbeschermer en eventuele kunststoffen schouderplaat alsook riem, worden
toegelaten.
SOORTEN WEDSTRIJDEN
1.1
Ter bevordering van de schietsport worden schietwedstrijden
gehouden op het onderdeel karabijn (.30 M1) te weten:
a. jaarlijks een Nederlands kampioenschap 100 meter,
liggend/knielend en liggend.
b. jaarlijks een Nederlands kampioenschap 50 meter,
liggend/knielend en liggend.
c. jaarlijks een Nederlands kampioenschap 25 meter,
liggend/knielend en liggend.
d. eventueel jaarlijks districtskampioenschappen in elk
district/regio, indien
hiertoe voor de onderdelen a, b, c, banen ter beschikking
zijn.
1.2 De wedstrijden worden verdeeld in:
a. Korpswedstrijden;
b. Individuele wedstrijden.
1.3 De bepalingen van dit reglement zijn van toepassing op de onder 1.1 en 1.2 genoemde wedstrijden.
ORGANISATIE WEDSTRIJDEN
2.1 Iedere vereniging/regio kan zich kandidaat stellen voor de organisatie van Nederlandse kampioenschappen karabijn.30M1.
2.2 De organiserende vereniging/regio informeert zo spoedig mogelijk het bestuur (secretariaat) van de S.V. .30 M1 Nederland, naar de data welke vrij zijn voor de te houden wedstrijd en vraagt een wedstrijdvergunning aan, onder opgave van plaats, data en soort wedstrijd.
2.3 Na ontvangst van de wedstrijdvergunning geeft de organiserende regio/vereniging in het officiële orgaan van de s.v..30 M1 Nederland en eventueel het KNSA blad tijdig, doch minstens een maand van tevoren kennis van de te houden wedstrijd, inschrijfkosten en sluitingsdatum van de inschrijving.
2.4 Indien de in de punten 2.1 en 2.2 vermelde regio/vereniging door gemotiveerde omstandigheden verhinderd is de organisatie van de wedstrijd uit te voeren, geeft deze regio/vereniging binnen een maand na het door het bestuur van de s.v..30 M1 Nederland genomen besluit, het betrokken bestuur daarvan schriftelijk kennis. Als dan wordt getracht zoveel mogelijk alsnog een regio/vereniging te vinden die de organisatie op zich neemt.
2.5 De organiserende regio/vereniging dient op de wedstrijden te beschikken over schietbanen waarop over de voorgeschreven afstanden kan worden geschoten.
Tevens draagt zij zorg, dat beschikbaar is:
a. wedstrijdleiding, belast met de algemene leiding van de
wedstrijd, bijgestaan door een secretariaat.
b. voldoende baancommandanten, belast met de afwikkeling van
het schieten.
c. voldoende griffiers, belast met het noteren van de behaalde
resultaten.
d. een wapenkeurmeester, belast met de keuring van de wapens.
e. voldoende personeel voor de waarnemingsposten
Deze functionarissen moeten deskundig zijn. Bij voorkeur zijn zij lid bij de s.v. .30 M1 Nederland. Voor de hiervoor genoemde functionarissen evenals voor de schutters, dienen voldoende verblijven aanwezig te zijn.
2.6 De organiserende regio/vereniging dient volledig volgens dit Schiet- en Wedstrijdreglement te handelen.
2.7 Het bestuur is gerechtigd wedstrijdcommissies te benoemen en te ontbinden.
WEDSTRIJDEISEN
3.1 De schietwedstrijden .30 M1 liggend/knielend worden gehouden met inachtneming van de volgende eisen:
a. 100 meter: Houding liggend vrije hand. Proefschoten onbeperkt, 15 wedstrijdschoten, tijdsduur 20 minuten inclusief proefschoten.
Houding
knielend. Proefschoten onbeperkt, 15 wedstrijdschoten, tijdsduur 20 minuten
inclusief proefschoten.
b. 50 meter: Zie eisen onder a. en 4.1
c. 25 meter: Zie eisen onder a. en 4.1
3.2
De schietwedstrijden .30 M1, waarbij uitsluitend liggend geschoten wordt,
worden
gehouden met inachtneming van de volgende eisen:
a.
100 meter: Houding liggend vrije hand. Proefschoten onbeperkt, 30
wedstrijdschoten, 2 schietschijven, 15 schoten per schijf, tijdsduur 40 minuten
inclusief proefschoten.
b. 50 meter: Zie eisen onder a en 4.1
c. 25 meter: Zie eisen onder a en 4.1
3.3
De 3 houdingen wedstrijd wordt genoemd de Elly van Vliet Trofee
en wordt gehouden met inachtneming van de volgende eisen:
100 meter:
1e. Houding liggend vrije hand. Proefschoten onbeperkt,
20 wedstrijdschoten,
tijdsduur
20 minuten inclusief proefschoten.
2e. Houding knielend vrije hand. Proefschoten onbeperkt,
20 wedstrijdschoten, tijdsduur 20 minuten inclusief proefschoten.
3e. Houding staand vrije hand. Proefschoten onbeperkt, 20
wedstrijdschoten, tijdsduur 20 minuten inclusief proefschoten.
Afstand, aantal wedstrijdschoten en tijdsduur kunnen/mogen hier variabel zijn.
SCHIJVEN
4.1 Op de schietwedstrijden wordt gebruik gemaakt van de voor de betreffende wedstrijd voorgeschreven schijven van de .30 M1-discipline. Op de A.L.V. van 2000, is het besluit genomen dat op de 100 meter, de bestaande schijf Rotterdam KNSA gebruikt wordt. Op de 50 meter komt de 4 visueel kaart, waarbij links boven de proef visueel is en op elk van de 3 overige, 5 wedstrijdschoten gelost dienen te worden. Op de 25 meter komt de 6 visueel kaart waarbij links boven de proef visueel is en op elk van de 5 overige, 3 wedstrijdschoten gelost dienen te worden.
WAPENS EN MUNITIE
5.1 Op de schietwedstrijden mag uitsluitend worden geschoten met het model US .30 M1 Carbine ( 7.62 mm).
5.2 Op de wedstrijden mag slechts worden geschoten met de bij de wapens behorende munitie. Het gebruik van lichtspoormunitie en pantser-doorborende munitie is verboden.
5.3 Bij Nederlandse kampioenschappen en district/regiokampioenschappen zijn alleen 15- schots magazijnen toegestaan, welke tijdens de wedstrijd in het wapen geplaatst dienen te blijven.
KEURING VAN DE WAPENS
6.1 Voordat op een wedstrijd met een vuurwapen mag worden geschoten, moet dit met inachtneming van alle veiligheidseisen, ongeladen en met de daarbij behorende lege patroonhouder, door de gebruiker aan de aanwezige keurmeester ter keuring worden aangeboden.
6.2 De keuring geschiedt in tegenwoordigheid van de gebruiker van het betrokken wapen.
6.3
Bij de keuring ziet de keurmeester er o.a. op toe, zonder het wapen te
demonteren dat:
a. Het wapen technisch in goede staat verkeert;
b. Met name de veiligheidsinrichting goed functioneert;
c. De trekkerdruk voordat het schot afgaat tenminste 2000 gram bedraagt;
d. Het wapen niet voorzien is van telescopische richtmiddelen.
Voldoet het wapen niet aan voren gestelde eisen of de eisen van dit schiet- en
wedstrijdreglement, dan keurt hij dit af.
6.4 Voldoet het wapen aan de hiervoor gestelde eisen, dan geeft de keurmeester hiervoor een schriftelijk verklaring af (dit kan eventueel een sticker zijn, welke zichtbaar op de kolf wordt aangebracht). Deze verklaring is alleen geldig op de dag van afgifte.
6.5 De schutter die aan de wedstrijd deelneemt, is verplicht desgevraagd het bij zijn wapen behorende keuringsbewijs/sticker bij aankomst op het hem toegewezen schietpunt ter controle aan de baancommandant of baangriffier te tonen. De baancommandant is bevoegd, het wapen van de schutter aan een herhaalde controle te onderwerpen.
DEELNEMERS
7.1 Aan de individuele wedstrijden kunnen slechts schutters deelnemen die als gevolg van de statuten en/of huishoudelijk reglement van de S.V. .30 M1 Nederland mogen deelnemen aan wedstrijden.
7.2 De samenstelling bij de korpswedstrijden is vrij.
7.3 De namen van de drie korpsleden dienen voor aanvang van de wedstrijd bij het inschrijfbureau bekend en genoteerd te zijn.
7.4
De naam van de vierde schutter in een korps mag als reserveschutter worden
opgegeven en dient tevens voor aanvang van de wedstrijd bij het inschrijfbureau
bekend en genoteerd te zijn.
De reserveschutter mag alleen als korpsschutter worden ingedeeld, indien een
schutter van het oorspronkelijke drietal, door onvoorziene omstandigheden geen
enkel schot, proefschoten inbegrepen, tijdens de wedstrijd heeft gelost, dan wel
te laat aanwezig is om in de toegestane tijd te schieten, dan wel zich
vrijwillig terugtrekt voor dat hij een schot, proefschoten inbegrepen, heeft
gelost.
7.5 Iedere schutter is verplicht zich te onderwerpen aan de aanwijzingen van de baancommandant.
7.6 Iedere schutter schiet slechts onder zijn eigen naam en voor die vereniging waartoe hij behoort, zulks overeenkomstig de gegevens vermeld op het legitimatiebewijs
7.7 Een schutter kan slechts voor één (1) korps uitkomen.
7.8 Iedere schutter dient minimaal een half uur voor aanvang van de wedstrijd aanwezig te zijn. Is hij niet tijdig aanwezig dan wordt zijn plaats ingenomen door een andere schutter. De te laat gekomen schutter zal zo mogelijk op een later tijdstip worden ingedeeld. Bestaat hiervoor echter geen mogelijkheid dan wordt hij uitgesloten van deelneming.
7.9 De schutters van een deelnemende vereniging schieten zo veel mogelijk op dezelfde dag hun wedstrijdseries
Artikel 8 is vervallen.
INRICHTING SCHIETBAAN
9.1 Buiten het vermelde in punt 2.5 dient de schietbaan te voldoen aan de veiligheidseisen (voorschriften) welke door of vanwege het Ministerie van Defensie zijn uitgevaardigd.
9.2 Op de geweerbaan moet de positie van de baancommandanten en de baangriffiers zodanig zijn, dat zij de verrichtingen van de schutters voldoende kunnen waarnemen.
9.3 De schietschijven moeten zijn voorzien van een voor de schutter duidelijk leesbaar nummer, dat overeenkomt met het nummer van het schietpunt.
9.4 Op tenminste drie meter achter de schietpunten (indien hiervoor ruimte is) wordt een lijn gespannen. Het is een ieder verboden, behalve de dan schietende schutters, baancommandant en baangriffiers, zich tussen deze lijn en het schietpunt te bevinden.
PROEFSCHOTEN
10.1 Binnen het tijdsbestek van de wedstrijd staat het de schutter vrij per houding een onbeperkt aantal proefschoten te lossen.
10.2 Proefschoten mogen uitsluitend voor de wedstrijdschoten worden gelost. Is een schutter echter genoodzaakt door het defect raken van het wapen waarmee hij schiet, over te gaan naar een ander wapen dat is goedgekeurd, dan mag hij met dat andere wapen wederom een onbeperkt aantal proefschoten lossen. Hij dient echter binnen de gestelde tijdslimiet van proef- en wedstrijdschoten, geldende voor die wedstrijd, klaar te zijn.
WEDSTRIJDSCHOTEN
11.1 Elke schutter schiet de wedstrijdserie in de voorgeschreven c.q. toegestane houding zonder onderbreking dan welke nodig is voor het aanwijzen en opnemen van treffers, tenzij de onderbreking wordt veroorzaakt door het defect raken van de schijfinstallatie of het wapen. In dat geval blijven de punten gehandhaafd en wordt de serie voortgezet zodra het defect verholpen is, of in het geval van een defect wapen, dit door een ander goedgekeurd wapen is vervangen.
11.2 Wanneer het wapen weigert, meldt de schutter dit aan de baancommandant. De baancommandant ziet toe op het verhelpen van de storing, zo nodig met behulp van een wapendeskundige.
11.3 Onderbreking van de schietduur wegens een defect aan het wapen of schijfinstallatie geeft alleen recht op verlenging van de in artikel 3 genoemde tijdsduur voor zover de jury dat toestaat. De jury geeft aan hoeveel minuten de verlenging bedraagt.
GELDIGHEID SCHOT
12.1 Elk gelost schot is geldig, ook al is het feit dat de kogel de loop heeft verlaten te wijten aan een defect aan het wapen of patroon, dan wel een fout van de schutter.
12.2 Wanneer bij het opnemen van de treffers blijkt, dat een schijf minder dan 15 treffers heeft en een andere schijf meer dan 15 treffers, dan wordt de waarde van de in de eerste schijf terechtgekomen treffers genoteerd en bij de andere schijf worden de laagste 15 treffers genoteerd.
12.3 Blijkt bij het opnemen, dat een schijf meer dan 15 treffers heeft en dat de andere schijven 15 treffers hebben, dan worden van deze eerste schijf de laagste 15 treffers genoteerd.
12.4 Daar waar in dit artikel wordt gesproken over 15 treffers voor de 100 meter discipline, gelden tevens dezelfde bepalingen voor 5 treffers voor de 50 meter en 3 treffers op de 25-meter disciplines
DUBIEUZE SCHOTEN EN TELLING
13.1 Bij de 100 meter, de 50 meter en de 25 meter disciplines is het raken van de ring als treffer te waarderen.
13.2 De bepaling van de waarde van de treffer bij dubieuze schoten wordt door de baancommandant c.q. griffier beoordeeld met behulp van een schotmaat. Is de schutter het niet eens met de beoordeling van de baancommandant c.q. griffier, dan beslist de jury. De schutter aanvaardt de beslissing van de jury. Op de beslissing van de jury is geen beroep mogelijk.
13.3 De treffers, voor alle in artikel 1.1.-a,b,c en d genoemde wedstrijden en die welke onder auspiciën van de S.V. .30 M1 Nederland gehouden zijn, worden bepaald met het schotmaatje 8mm/7.62 KNSA.
RANGSCHIKKING
14.1 De
rangschikking van de deelnemende korpsen geschiedt:
a. naar de totaalscore van de drie korpsleden;
b. bij gelijkheid van twee korpsen naar het hoogste aantal tienen, negens,
achten enz. van de totaalscore van het korps.
Het korps dat in deze rangschikking het hoogste staat is kampioen.
14.2
De rangschikking van de schutter in de individuele wedstrijd geschiedt;
a. naar het hoogste aantal punten in de totaalscore;
b. bij gelijk aantal punten van twee of meer schutters, naar de meeste aantal
tienen
c. bij gelijkheid van het aantal punten en aantal tienen, negens, achten enz.
kan ter bepalingvan het individuele kampioenschap de hoogste score behaald bij
het knielend schieten de doorslag geven.
JURY
15.1
Bij elke volgens de bepalingen van dit reglement te houden wedstrijd is een
jurylid van de S.V. .30 M1 Nederland aanwezig, die deskundig is en bekend is met
dit schiet- en wedstrijdreglement.
De jury wordt, na toewijzing van de wedstrijd aan een regio/vereniging, door het
bestuur van de S.V. .30 M1 Nederland aangewezen. Bij voorkeur hebben deelnemers
aan de betreffende wedstrijd geen zitting in deze jury.
15.2 Buiten de overige gevallen in dit reglement genoemd, is de jury bevoegd bij een door hen geconstateerde of hen door de baancommandant of baangriffier gerapporteerde overtreding of onregelmatigheid, ook al is deze niet in dit reglement genoemd, waardoor een ander aan gevaar blootgesteld is geweest of aan een andere schade of nadeel kon worden teweeggebracht, de schuldige van verdere deelneming aan de wedstrijd uit te sluiten. De door hem reeds geschoten series worden in dat geval geannuleerd. Bij uitsluiting worden de inleggelden niet gerestitueerd.
PRIJZEN
16.1 Bij de individuele wedstrijd zijn er in de verschillende disciplines medailles van de s.v..30 M1 Nederland in goud, zilver en brons.
16.2 De korpsprijzen bestaan (bij voldoende deelname) uit medailles voor de eerste plaats en oorkonden voor de 2e en 3e plaats.
16.3 Een door de S.V. .30 M1 Nederland bij de N.K.’s ter beschikking gestelde wisselprijs wordt definitief verkregen wanneer hij driemaal in successie of vijfmaal in totaal gewonnen is.
VERBODSBEPALINGEN
17.1 Het is niet toegestaan:
a.
zich op een schietbaan of in de daarbij behorende gebouwen, anders dan op een
schietpunt, te bevinden met een wapen waarin een gevulde houder of magazijn is
geplaatst, dan wel een wapen waar zich een patroon in de kamer bevindt;
dientengevolge dient het wapen, dat zich op het schietpunt bevindt, voor,
tijdens de wisseling van de schijven en na afloop van de wedstrijd, voorzien te
zijn van een duidelijk zichtbare kamerbeveiliging.
b.op een schietpunt de
loop van een geladen wapen in een andere richting te brengen
dan naar
de kogelvanger;
c. tussen het eerste
en laatste wedstrijdschot zonder toestemming van de
baancommandant, het schietpunt te verlaten;
d. zich te bevinden
binnen de door de organiserende vereniging afgebakende ruimte
achter de schutters;
e. met vuren te beginnen of met vuren door te gaan, zonder toestemming van de
baancommandant of baangriffier;
f.
met
de in artikelen 0.1 en 5.1 genoemde wapens te schieten, anders dan in de
standaarduitvoering;
g.
telescopische dan wel optische richtmiddelen op het wapen te gebruiken en
gebruik te maken van diafragma veranderende middelen;
h.
de
schutter tijdens het schieten inlichtingen te geven, dan wel te adviseren
(iedere schutter dient zelf te zorgen voor kijker e.d.);
i.
enige handeling te verrichten die in strijd is met de principes aangaande de
veiligheid;
j.
voor en tijdens de wedstrijd alcoholhoudende- of andere verdovende middelen te
gebruiken;
k.
veranderingen aan het wapen aan te brengen om gebruik of werking daarvan te
vergemakkelijken; m.a.w. de karabijn dient in originele staat te verkeren,
zonder enige wijzigingen, toevoeging en/of weglating aan metaal en kolf;
l.
de
kolf van het geweer onder een kledingstuk te plaatsen;
m.
een
schietriem te gebruiken; men mag gebruik maken van de originele draagriem, welke
bevestigd dient te zijn aan de cordonbeugel en ligplaats van de oliekoker in de
kolf; op welke wijze men van deze op die manier bevestigde draagriem gebruik
maakt, staat een ieder vrij;
n.
gebruik te maken van een schietjas; hiermee wordt bedoeld een officiële
schietjas en andere jassen met een of meerdere zelfde kenmerken; daar
verschillende militaire- en andere jassen standaard reeds voorzien zijn van
slijtagestukken op de ellebogen zijn deze bij de eventuele te gebruiken jas
(indien niet standaard aanwezig) toegestaan om aan te brengen; de aangebrachte
slijtstukken dienen echter enkelvoudig, egaal en buigzaam te zijn en een dikte
van 3 mm niet te overschrijden; anderszins gebruik van
elleboogbeschermers/stukken, in welke vorm ook, zowel zonder jas, als onder of
over de jas, zijn eveneens niet toegestaan;
o.
gebruik te maken van een schiethandschoen; daar elke handschoen, gebruikt bij
het schieten, dezelfde functie en werking kan hebben als een officiële
schiethandschoen, is het gebruik van een handschoen niet geoorloofd;
p. gebruik
te maken van schietpet en schietschoenen; hierbij worden de officiële versies
zowel als de met dezelfde kenmerken voorziene eigen aanpassingen bedoeld;
q.
gebruik te maken, bij de knielende serie, van meer dan één knielkussen;
r.
gebruik te maken van enigerlei vorm van blindering;
s.
gebruik te maken van een officiële schietbril of andere bril welke een of
meerdere van deze kenmerken heeft (blindering, diafragma veranderend, contrast
verhogend); iedere ‘normale’ gebruiksbril alsook veiligheidsbril is uiteraard
toegestaan, mits ook deze niet voorzien zijn van gekleurde (contrast verhogende)
glazen.
ANDERE WEDSTRIJDEN
18.1 Indien een vereniging, onder auspiciën van de s.v..30 M1 Nederland, een open schietwedstrijd wenst te organiseren voor één van de officiële disciplines dan wordt de wedstrijd gehouden aan de hand van de bepalingen van het wedstrijdreglement van de s.v. .30 M1 Nederland.
SLOTBEPALING
19.1 In gevallen waarin de statuten, het schiet- en wedstrijdreglement en het huishoudelijk reglement niet voorzien, en ook achtereenvolgens de algemene rechtsbeginselen, de wet en het gewoonterecht zwijgen, beslist het bestuur van de s.v. .30 M1 Nederland.
REGLEMENT OPGELEGD SCHIETEN KARABIJN .30 M1
De wedstrijd wordt aangeduid als “opgelegd schieten voor de karabijn .30 M1”. Het doel daarbij is een zo klein mogelijke groepering te maken waarbij de behaalde ringen geen rol spelen.
Het schiet- en wedstrijdreglement van de s.v. .30 M1 Nederland is van toepassing. De wedstrijd wordt verschoten volgens onderstaande artikelen:
1.
Er wordt geschoten in de drie categorieën:
1e Cat. schutters t/m 55 jaar
2e Cat schutters 56 t/m 65 jaar
3e Cat. schutters 66+
In elke categorie krijgen de nummers 1, 2 en 3 goud, zilver of brons of
dienovereenkomstige prijs.
2.
De schijf
Het doel bestaat uit de ringschijf pistool 25 meter waarop in het midden een wit
vlak is aangebracht van 5 x 5 cm.
3.
Wapenondersteuning.
Schuimplaat met knielkussen of in hoogte verstelbare steun.
De kolf mag tijdens het schieten niet mechanisch worden ondersteund.
Kolfverlenging is niet toegestaan.
4. Discipline.
De
discipline wordt als volgt verschoten:
De afstand bedraagt 50 meter.
4 kaarten, 5 schoten per kaart, een onbeperkt aantal proefschoten op de daarvoor
bestemde kaart.
Alles binnen de tijd van 30 minuten.
5. Meting en waardering.
De 5
wedstrijdschoten moeten binnen de 6 ringvallen.
- Indien een of meerdere schoten buiten de ring van 6 (zes) vallen, wordt het
schijfresultaat
met 200
mm. gewaardeerd.
- De plaats van de groep binnen de 6 ring heeft geen invloed op de waardering
- Gemeten wordt met een liniaal met aan het 0-punt een bevestigde .30
schotmaat.
- De twee verste inslagen worden doorgeprikt, waardoor een scherpe inslag .30
ontstaat.
- De meting gebeurt door het ronddraaien van de liniaal, waarna de verste
inslagpunten aan de buitenkant kunnen worden gemeten.
6. Klassering.
- De
persoonlijke score: de gemeten resultaten van de vier schijfgroepen worden bij
elkaar opgeteld. Het gemiddelde van de vier groepen is de persoonlijke
eindscore.
- Bij een gelijke uitslag bepaalt de kleinste meting de volgorde van de
einduitslag. Is deze niet toereikend, dan bepaalt de tweede kleinste groep de
einduitslag . Etc., etc..